Het hoofd van een libelle.
Een facetoog door de microscoop.
Paal #16 - De Moestiun
Wij kijken met onze ogen altijd maar één kant op. Als wij willen weten wat er achter ons gebeurt, moeten we ons hoofd omdraaien. Insecten zien dankzij hun bolle ogen hun hele omgeving. Daarom ziet een vlieg je bijna altijd aankomen, van welke kant je hem ook besluipt.
We zijn nu in de moestuin. Het krioelt hier van de insecten. Er zitten vlinders, rupsen, libellen, kevers, mieren, noem het maar op. Libellen hebben zoals je hier ziet op het plaatje, hele bijzondere ogen. Deze ogen noemen we ‘facetogen’. Libellen hebben ogen die bestaan uit tienduizenden kleine lichtdetectors. Al die detectors liggen naast elkaar en vormen samen het bolvormige oog.
Wanneer zouden facetogen jou goed van pas komen?
Beantwoord de vraag en loop door naar paal 17.